Pommersche Knochen
In 1914 was Fritz v. Keßler gelegerd in Stettin als kapitein bij het Grenadier-Regiment „König Friedrich Wilhelm IV.“ (1. Pommersches) Nr. 2. Over dit regiment sprak Bismarck toen hij zei: Der ganze Balkan ist nicht die gesunden Knochen eines einzigen pommerschen Grenadiers wert. Bismarck was dood en de stelling ging niet meer op.
Bij het uitbreken van de oorlog is het regiment overgebracht naar Geilenkirchen. Het regiment viel onder de derde infanteriedivisie die was ondergebracht in het Iste Leger, aangevoerd door generaal Alexander v. Kluck. Op 13 augustus begon voor Fritz de opmars. De tocht voerde in Herzogenrath pal langs de Nederlandse grens bij Kerkrade, over de Nieuwstraat. Aan de Nederlandse kant waren de bewoners kennelijk enthousiast: de regimentscommandant – Oberst v. Eisenhart-Rothe – noteerde dat het moeilijk was te vast te stellen:
„auf welcher Seite sich die Begeisterung der Bevölkerung, die fast ganz aus Bergarbeitern bestand, größer zeigte. Nicht nur Obst, Zigarren, Brot und Limonade, sondern sehr erfreulicherweise auch Streichhölzer, Bleistifte und ähnliche sehr notwendige, aber oft vergessene Gebrauchsgegenstände wurden geschenkt“.
Op 14 augustus om 8:15 overschreed het regiment “mit donnerndem Hurra” de Belgische grens. Bij Moelingen/Mouland, even ten zuiden van Eijsden, werd bivak gemaakt. Bij Visé werd de Maas overgestoken en koers gezet naar Hasselt, waarna op 19 augustus Aarschot bereikt werd. Via Lessen/Lessines en Peruwelz naderde het regiment op 24 augustus de Franse grens bij Condé.
De 3e infanteriedivisie had de opdracht om bij te dragen aan de doorstoot over de Somme en bereikte in de late avond van 27 augustus de Somme-brug bij Cléry, ten noordwesten van Péronne. Van de 28ste tot de 30ste wordt om de brug gevochten gevochten. Op 2 september bereikte de divisie Senlis, waarna v. Kluck besloot om zijn opmars in zuidoostelijke richting af te buigen, ter ondersteuning van het IIde Leger van v. Bülow.
Een aantal bataljons waaronder dat van Fritz gingen in een nachtelijk mars door het woud van Hermenonville, een tocht die ze op 19 kilometer van Parijs zou brengen. Dichterbij Parijs zouden de Duitsers niet komen. De volgende dagen volgde de Slag aan de Marne en de Fransen slaagden erin om de Duitse aanvalslinie terug te dringen. Vanuit Varreddes aan de Marne op 6 september, via Chouy bij de Ourcq trok de divisie zich op 12 september terug op Soissons aan de Aisne. Tussen 23 september en 29 oktober ging het in noordwestelijke richting naar Noyon, en werden gevechten geleverd bij Lassigny, Beuvraignes, Laucourt en Roye. Daarna werd de divisie verplaatst naar het Belgische front bij Ieper.
Een aantal bataljons waaronder dat van Fritz gingen in een nachtelijk mars door het woud van Hermenonville, een tocht die ze op 19 kilometer van Parijs zou brengen. Dichterbij Parijs zouden de Duitsers niet komen. De volgende dagen volgde de Slag aan de Marne en de Fransen slaagden erin om de Duitse aanvalslinie terug te dringen. Vanuit Varreddes aan de Marne op 6 september, via Chouy bij de Ourcq trok de divisie zich op 12 september terug op Soissons aan de Aisne. Tussen 23 september en 29 oktober ging het in noordwestelijke richting naar Noyon, en werden gevechten geleverd bij Lassigny, Beuvraignes, Laucourt en Roye. Daarna werd de divisie verplaatst naar het Belgische front bij Ieper.
Op 1 november worden de grenadiers ingezet bij Wytschaete en op 4 november 1914 schrijft Hauptmann v. Keßler als bataljonscommandant van het 1ste bataljon in zijn gevechtsbericht:
„Trotz heldenmütigen Vorgehens wird nur langsam Gelände gewonnen. Mörderisches Gewehr- und M.G.-Feuer mäht ganze Reihen unserer Tapferen nieder. Schließlich sind alle Teile des Regiments ineinander verschoben. Als endlich der Befehl zum Eingraben kommt, befand sich das Regiment westlich Wytschaete, mit dem rechten Flügel an der Kleinbahn gegenüber einem Park, mit dem linken an der Sparenbrock-Mühle, die Mitte vorgebogen. Die Verluste des Bataillons waren sehr schwere, fast alle Offiziere tot oder verwundet. Die Reste der 1. Komp. führte Vizefeldw. Langner, die der 3. Serg. Gebhardt, die der 2. und 4. sammelten sich teilweise bei den Feldküchen unter Führung des Vizefeldw. Preuß der 2. Komp. oder blieben bei den anderen Bataillonen eingeschoben. Der Fahnenträger, Gefr. Gutzmer, war schwer verwundet, Gren. Köhler der 2. Komp. hatte die Fahne übernommen.”
Op 6 november 1914, op de achtste verjaardag van zijn tweelingdochters Manka en Inge, treft een granaatsplinter Fritz v. Keßler, die daarmee buiten gevecht is gesteld. De oorlog is voor hem niet afgelopen, maar van werk aan het front is geen sprake meer; vanaf nu volgen staffuncties. Het 2e legerkorps, waarvan het grenadierregiment deel uitmaakt, krijgt op 15 november rust, waarna op 20 november het bericht volgt dat het overgeheveld wordt naar het IXde Leger aan het Oostfront. Tot het einde van de oorlog blijft het regiment in Rusland.
De Slag bij Ieper – de eerste, er zouden nog twee volgen – gaat door tot 18 november en leidde tot hoge verliezen aan beide kanten, gesproken wordt van 58.000 Britten, 50.000 Fransen en 100.000 Duitsers. Fritz - en zijn nabestaanden - mogen van geluk spreken.
Reacties
Een reactie posten